Het is weer bijna 4 en 5 mei. Naast de herdenkingen en feestelijkheden, is het goed aandacht te besteden aan een thema dat weinig aan bod komt: dwangarbeid in de Tweede Wereldoorlog.
In de 19e eeuw werd de slavernij in Europa verboden. Maar halverwege de 20ste eeuw trekt het naziregime van Adolf Hitler zich hier niets van aan. Omdat steeds meer mannen nodig zijn voor het leger, ontstaat in Duitsland een groot gebrek aan mankracht. Dit wordt opgelost door grote aantallen dwangarbeiders in te zetten. Naar schatting worden 26 miljoen dwangarbeiders uit de bezette landen in eigen land of in Duitsland tewerkgesteld. De meesten komen uit Polen, Rusland, Oekraïne en de kleinere Oost-Europese landen.
Naarmate de oorlog vordert, worden ook mannen uit West-Europese landen gedwongen voor de Duitsers te werken. Circa 600.000 Nederlandse jongemannen (1 op de 8 mannen!) overkomt dit lot. Na de oorlog kent bijna iedereen wel iemand uit zijn directe omgeving die voor kortere of langere tijd als dwangarbeider voor de Duitsers heeft gewerkt. Het wordt ze meestal niet in dank afgenomen. Bij terugkomst wordt hen regelmatig gevraagd of ze niet hadden kunnen weigeren of onderduiken. Maar waar kan je met zo’n groot aantal onderduiken? Er zaten immers al zoveel Joden en verzetsmensen ondergedoken voor wie dat van levensbelang was!
Naast traumatische ervaringen is de kritische houding waarmee ze bij terugkeer worden bejegend voor veel dwangarbeiders reden er niet over te praten. Vandaar dat het een onderbelicht onderwerp is gebleven uit de Tweede Wereldoorlog. Het boek Liefs uit Berlijn dat Ton Maas over zijn vader Kees schreef gaat juist over deze verzwegen geschiedenis.
De net 20-jarige Kees Maas, werkzaam bij Philips in Eindhoven, wordt in maart 1943 naar Duitsland gestuurd. Hij wordt tewerkgesteld bij Telefunken in Berlijn. In tegenstelling tot hun lotgenoten uit Oost-Europa mogen dwangarbeiders uit het westen het kamp uit. Er valt van alles te beleven in Berlijn met veel restaurants, bioscopen en andere uitgaansgelegenheden. Maar dat wordt steeds minder leuk omdat er steeds meer bommen vallen.
Wat niet de bedoeling is, gebeurt toch. Kees wordt verliefd op een Duits meisje, Martha Kopka. Zij moet in de barre wintermaand van januari 1945 met haar familie halsoverkop voor de opstormende Russen vluchten. In Berlijn maken Kees en zijn kameraden in volle hevigheid het slotakkoord van de oorlog mee. Eind april 1945 worden zij door de Russen bevrijd uit hun schuilkelder. Ze gaan te voet op pad naar Nederland, maar Kees besluit om op zoek te gaan naar zijn grote liefde Martha.
Ruim 70 jaar later overlijdt Kees op 92-jarige leeftijd. Bij het leegruimen van zijn huis komt een sigarenkistje met dagboekjes tevoorschijn. Het is een wonder dat ze zo lang bewaard zijn gebleven. Bovendien zijn er twee schoenendozen vol met brieven, documenten en foto’s uit die tijd. Aan de hand daarvan reconstrueert zoon Ton de geschiedenis van zijn ouders. Het boek Liefs uit Berlijn (Lecturis/DATO € 25,-) is een indrukwekkend verhaal van oorlog, hoop en liefde.